150 jaar: Een jeugdlid aan het woord (Wim)

Toen ik zeven jaar oud was kwam ik voor het eerst in aanraking met Schagens Harmonie. Ik volgde dat jaar lessen muzikale basisvorming met een groep leerlingen en een docent. Je leerde er noten lezen en een beetje blokfluit spelen. Aan het eind van het seizoen gingen we een avondje kijken bij Schagens Harmonie met als doel een instrument te kiezen voor in het vervolg. Als afsluiting zouden we gezamenlijk een lied spelen. Een rij kinderen met daarachter hun ouders als publiek keken toe hoe de muzikanten speelden en de dirigent met haar baton zwaaide. Wat leuk was, was dat de dirigent tussen de nummers door steeds iets vertelde over de verschillende instrumenten. Over de klarinet werd verteld dat het een belangrijk instrument is waar er nooit te veel van zijn. Dat sprak me wel aan, maar het orkest bleef saai. Het einde van de voorstelling naderde en we pakten onze blokfluiten om ons aan te sluiten bij het orkest. Tijdens het spelen ontdekte ik dat het veel leuker was om zelf mee te doen. Dit was niet saai, dit was fantastisch! Na het nummer een paar keer gespeeld te hebben en onze ouders hard geklapt hadden mochten we ‘proberen’ op de instrumenten uit het orkest. De meesten liepen meteen naar het drumstel toe en er vormde zich een rij. Ik dacht: ‘Daar ga ik mooi niet bij staan’, en keek rond naar de andere instrumenten. Achterin zat een man met een grote, glimmende en dus interessante toeter. Toen ik vroeg of ik er op mocht blazen zei hij: ‘Nou probeer maar.’ Ik blies dus, maar kreeg er amper geluid uit. Na een paar keer proberen gaf ik het op. ‘Die is te groot’, dacht ik. Na even rondgekeken te hebben besloot ik om toch maar even de klarinet te proberen. De klarinettiste had een heel verhaal over hoe je de klarinet in je mond moest houden dus ik werd bang er weer geen geluid uit te krijgen. Maar toen ik er op blies, lukte het in één keer. Het was weliswaar geen zuivere toon, maar ja, het werkte wel. In de auto vertelde ik dat ik het heel leuk had gevonden en graag op klarinetles zou willen. Eerst dachten m’n ouders dat het alleen maar een gedachte was die over een paar weken wel weer weg zou zijn. Maar de gedachte bleef, en uiteindelijk mocht ik op klarinetles. Omdat je eerst een jaar les moet hebben gehad om mee te mogen spelen in het opleidingsorkest, werd ik pas lid van de vereniging toen ik acht was. De eerste repetitie werd ik door twee aardige klarinettisten uitgenodigd om tussen hen in te komen zitten. Ik speelde nog lang niet alle noten mee, maar vond het heel leuk. De tweede repetitie ging ik achter de saxofoons zitten, bij de euphoniums. Al gauw stuurde de dirigent me weer terug naar de klarinetten. Het was blijkbaar de bedoeling dat alle klarinetten bij elkaar zaten. Ik moest duidelijk nog veel leren. Twee jaar lang bracht mijn vader me elke woensdag naar de repetitie. Tijdens het repeteren ging hij dan boodschappen halen. Hij merkte dat hij de boodschappen steeds sneller deed om maar even te kunnen luisteren naar de spelende muzikanten. Blijkbaar vond hij de harmonie ook leuk. Dus na de zomervakantie begon hij ook met klarinetles, en na een half jaar speelde hij mee met het orkest. Tegenwoordig spelen we samen de eerste stem in het opleidingsorkest en speel ik de tweede en hij de derde stem in het grote orkest. Als mensen ons tegenkomen denken ze vaak dat ik beginner ben en mijn vader gevorderde is, maar in de realiteit speel ik dus al drie langer dan hij. Achteraf heb ik zeker geen spijt van mijn keuze om te komen spelen bij Schagens Harmonie, en ik denk dat ik dat ook nooit ga krijgen.

Wim Glas

Verder

Terug